Omschrijving (toelichting)
Btw-compensatiefonds
De ontwikkeling van het BTW-compensatiefonds (BCF) en het bijbehorende plafond leiden conform het Financieel Akkoord Rijk/VNG met ingang van 2015 tot een toename of afname van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Bij overschrijding van dit maximum worden gemeenten gekort op hun uitkering uit het Gemeentefonds. Bij een onderschrijding wordt de ruimte tot aan het plafond alsnog uitgekeerd aan de gemeenten.
Evenals in voorgaande jaren is geen sprake van een overschrijding van het maximum. Het eventueel overschot wordt toegevoegd aan het gemeentefonds en zal bij de afrekening van het boekjaar door het rijk worden uitgekeerd. De verwachting is dat er ook in 2024 wederom sprake is van een forse onderschrijding.
Ontwikkeling van de algemene uitkering
De algemene uitkering kent voor 2024 een fors positieve ontwikkeling. Ten opzichte van de primitieve begroting 2024 is de algemene uitkering gestegen met bijna € 2,5 miljoen. De stijging wordt vooral veroorzaakt door de inflatie en incidentele toevoegingen. De decentralisatie-uitkering stijgt met € 475.000 ten opzichte van de primaire begroting onder meer door de toevoeging van middelen voor uitvoeringskosten in het kader van de Omgevingswet, LBV en LBV-plus en natuurbrandpreventie en - migratie. De integratie-uitkering participatie is verhoogd met € 750.000 ten opzichte van de primaire begroting vooral als correctie op de sterk gestegen vraag en kosten in de zorg. Ten opzichte van de primaire begroting 2024 ad € 61,6 miljoen bedraagt de totale uitkering uit het gemeentefonds werkelijk € 65,3 miljoen. Een stijging van de totale algemene uitkering van € 3,7 miljoen.
Openeinderegelingen
Minimabeleid, schuldhulpverlening en leerlingenvervoer zijn zogenoemde open einderegelingen waarbij ook in 2024 het beroep op de schuldhulpverlening licht is toegenomen. De uitgaven voor minimabeleid blijven voor 2024 onder de begrote ramingen. Dit is mede te danken aan een blijvend lage werkloosheid en verhoging van het minimumloon Qua leerlingenvervoer zien we een lichte daling, omdat we strak sturen op meer gebruik van openbaar vervoer. Dit neemt niet weg dat, afhankelijk van de leerlingproblematiek deze kosten weer kunnen gaan stijgen.
Wmo
Ten opzichte van de primaire begroting zien we in 2024 een lagere uitgave van circa € 450.000. Hierbij dient te worden aangetekend dat door de nog af te rekenen lumpsum financiering dit de nodige onzekerheden met zich meebrengt.
Jeugdzorg
Als gemeente zijn we niet de enige verwijzer op grond van de jeugdwet maar wel verantwoordelijk voor alle kosten. Ook gecertificeerde instellingen (GI’s), huisartsen en kinderartsen kunnen doorverwijzen. Hier hebben wij dus beperkte invloed op de doorverwijzingen en dit vormt een risico. We zetten vol in op preventie en verdere samenwerking met de huisartsen (middels de Praktijkondersteuners Huisartsen Jeugd, POH-J). Doel is om te normaliseren en dure verwijzing naar tweedelijns zorg te voorkomen. De samenwerking met de huisartsen is inmiddels structureel, waarbij zorgverzekeraar Menzis al co-financier functioneert voor de inzet van De POH-J. Met de GI’s worden afspraken gemaakt op Gelders niveau middels de Gelderse Verbeteragenda Jeugd. Doel is de dienstverlening te verbeteren waarbij ook de samenwerking (het samen optrekken) tussen gemeentelijke teams en de GI’s een belangrijk speerpunt is.
Op verwijzingen binnen de jeugdzorg hebben we dus niet altijd invloed. Daarnaast zijn er zeer intensieve vormen van jeugdhulp die ook zeer kostbaar zijn, zoals Jeugdzorg Plus en daarnaast ook de huidige afbouw van deze Jeugdzorg Plus naar kleinschaligere (en dus duurdere) groepen. Ook in 2024 is er sprake van een toename op kosten van jeugdzorg. Tot slot dient te worden opgemerkt dat er een nieuwe inkoop in voorbereiding is die vanaf 2026 in dient te gaan.
Participatiewet
We willen bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen aan het arbeidsproces en in de samenleving. Dit gaan we bereiken door integratie van de taken in het sociaal domein. Niet de wet staat centraal maar de vraag van onze inwoners. Wij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. Deze uitvoering (zoals het verstrekken van uitkeringen en het zoveel mogelijk regulier aan het werk helpen van werkzoekenden en het ondersteunen door middel van loonkostensubsidie) hebben wij bij Fijnder belegd. Wij dragen echter de financiële risico’s. In 2024 is het uitkeringsbestand met 3,6% gestegen. In 2024 was de rijksuitkering (BUIG budget) voldoende om de kosten van de stijging van het uitkeringsbestand op te vangen. Dit blijft voor de komende jaren wel een risico, met name vanwege de toename van het aantal statushouders en inwoners met een arbeidsbeperking.
Inwoners met een arbeidsbeperking
Inwoners met een arbeidsmarktbeperking die onder de participatiewet vallen dienen we zoveel mogelijk regulier aan de slag te helpen Voor deze groep inwoners hebben we loonkostensubsidie beschikbaar om de beperkte loonwaarde te compenseren. Eind 2024 zijn er 50 mensen met behulp van loonkostensubsidie aan de slag bij een reguliere werkgever. Daarnaast kunnen we een voorziening beschut werk toekennen. Een steeds grotere groep slaagt er dus op deze manier in om werk te vinden. De loonkostensubsidie en de kosten voor beschut werk moeten echter wel gefinancierd worden uit het BUIG-budget. Dus ook succesvolle plaatsingen met loonkostensubsidie houden een financieel risico in voor de gemeente
Gebundelde uitkering (BUIG)
Wij ontvangen een gebundelde uitkering (de BUIG) om daarmee de uitkeringen in het kader van de Participatiewet te bekostigen. De Participatiewet kent een budgetteringsystematiek. Dit is een financieringssystematiek die zo is ingericht dat het gemeenten moet prikkelen om zoveel mogelijk mensen uit de uitkering en aan het werk te helpen en te houden. De gebundelde uitkering is een ongeoormerkt budget. Wij mogen een overschot op het budget vrij besteden, maar moeten een tekort op het budget in beginsel zelf opvangen.
Gemeenten die tekorten hebben op hun budget op grond van de PW moeten deze tekorten in beginsel opvangen uit eigen middelen. Gemeenten die een omvangrijk tekort hebben, kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een aanvullend budget, de zogenaamde vangnetregeling. We hebben meermalen een beroep gedaan op deze vangnetregeling.
Uitvoering Wsw
De wijze van uitvoering van de Wsw ligt bij Fijnder. Hierdoor is er 1 uitvoeringsorganisatie voor alle activiteiten van arbeidsmatige dagbesteding tot begeleiding naar regulier werk. De beschut binnen populatie wordt begeleid vanuit een werklocatie in Groenlo. Dit zijn eind 2024 73 werknemers. Er zijn 110 werknemers "buiten” gedetacheerd. De werknemers in detachering worden ook begeleid door Fijnder. Wel zijn er zorgen over het subsidieresultaat binnen de Wsw. Het subsidieresultaat is de som van de loonkosten enerzijds en de Wsw-subsidie anderzijds. Voor iedere sw-medewerker kan het subsidieresultaat worden vastgesteld.
Statushouders
Een steeds groter deel van ons uitkeringsbestand bestaat uit statushouders. Deze groep heeft vaak een grote afstand tot de arbeidsmarkt vanwege allerlei oorzaken (taal, relevante opleiding, trauma etc.). Uiteraard bieden we deze inwoners taal- en integratietrajecten aan. Desondanks lopen we het risico dat deze groep langdurig een beroep moet doen op een uitkering. Hierdoor kan er een tekort ontstaan op het BUIG-budget.
Schuldhulpverlening
Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening. Hierin werken we samen met de Stadsbank Oost Nederland en de vrijwilligers van Schuldhulp Op Maat. Een andere wettelijke taak is vroegsignalering waarbij het doel is om onoplosbare schulden te voorkomen en zo snel mogelijk perspectief te bieden aan onze inwoners. Door de hoge inflatie zijn de kosten van levensonderhoud enorm gestegen. Het Rijk en de gemeente heeft hierop geanticipeerd door aanvullende ondersteuningsmaatregelen (energietoeslag lokale subsidie) aan te bieden. Daarnaast zijn uitkeringen en minimumloon fors verhoogd. We hebben in 2024 geen substantiële toename gezien van het aantal inwoners in financiële problemen. Dit blijft echter wel een risico aangezien de kosten van levensonderhoud hoog zijn en veel inwoners het maar net redden om de eindjes aan elkaar te knopen.
Bouwgrondexploitatie
Vanuit strategisch en financieel oogpunt is het noodzakelijk om minimaal 1 keer per jaar de ontwikkeling en verkoop van woningen en bedrijventerreinen herzien.
De afgelopen periode zijn diverse bouwkavels en bedrijfskavels verkocht. De financiële gevolgen brengen we bij de vaststelling van de bestemmingsplannen met bijbehorende exploitatieopzetten in beeld. Ook houden we al bij nieuwe bestemmingsplannen rekening met de uitspraak van de Raad van State over stikstof.
De nota grondbeleid is door u vastgesteld. Uitgangspunt voor bouwgrondexploitatie blijft een sluitende exploitatieopzet. Jaarlijks actualiseren we de exploitatieopzetten. Als hieruit blijkt dat een tekort ontstaat, verwerken we het verlies in de jaarrekening. Wij verwachten dat de exploitatie van zowel woningbouw als bedrijventerreinen minimaal kostendekkend is. In de nota grondbeleid gaan we nader in op de exploitaties en de maatregelen die nodig zijn om financiële risico’s te beheersen. Bij de waardering van de gronden houden we rekening met invoering van de vennootschapsbelastingplicht en kiezen we voor de fiscaal meest gunstige optie.
Regionaal bedrijvenpark Laarberg
In de huidige economische situatie zijn er financiële risico’s verbonden aan de bouwgrondexploitatie van Laarberg. De risico’s en onzekerheden kunnen we moeilijk inschatten. De financiële risico’s hebben we verdisconteerd in het benodigde weerstandsvermogen. Hierbij hebben we rekening gehouden met de lange looptijd van de exploitatie en het te verwachten exploitatieresultaat bij verschillende scenario’s.
Planschadevergoeding
Bij bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen met projectafwijking sluiten we een afwentelingsovereenkomst planschade af. Zo vergoedt de initiatiefnemer eventuele planschadekosten.
Een tegemoetkoming in planschade als gevolg van de toekomstige ontwikkeling van bouwgrond bekostigen we binnen de exploitatieopzet van het plan.
Implementatie Omgevingswet
De Omgevingswet is per 1 januari 2024 in werking getreden. Met de invoering van de Omgevingswet krijgt de gemeente meer decentrale ruimte om eigen beleidskeuzes te maken. Deze beleidsvrijheid zorgt voor een relatief grote kennisonzekerheid: Het effect van de keuzes kan zowel een financieel gunstig dan wel een financieel minder gunstig effect hebben voor burgers en bedrijven als ook voor de gemeente. Voor het berekenen van de kosten in de exploitatiefase gaan we gebruik maken van het landelijk ontwikkelde model “Werkwijze structurele effecten Omgevingswet”. De uitkomsten van deze berekening kunnen aanleiding zijn om ramingen bij te stellen. Inmiddels lijkt de beschikbare capaciteit voor vergunningverlening in lijn te zijn met de gevraagde ontwikkelingen. Wel wordt op dit moment door de onze rekenkamer een onderzoek uitgevoerd naar de bekostiging van deze taken. Het kan zijn dat we op basis van dat onderzoek andere vergoedingen gaan vragen van initiatiefnemers.
Wet Kwaliteitsborging Bouw
Op 1 januari 2024 is de omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging (Wkb) ingevoerd. Het nieuwe stelsel betekend dat voor bouwwerken in gevolgklasse 1 (woningen en kleine bedrijfspanden) geen vergunning maar een melding moet worden ingediend voor het bouwtechnisch gedeelte. Voor deze meldingen mogen we als gemeente geen leges berekenen. Echter de beoordeling van de meldingen en bij eventuele overtredingen hebben wij als gemeente wel een taak. In 2024 zijn er nauwelijks bouwmeldingen ingediend en is er nog geen ervaring opgedaan hoeveel capaciteit dit vergt voor de organisatie. Momenteel wordt er veel gebouwd volgens de verleende vergunningen via het oude stelsel. Ook voor 2025 staan er nog vergunningen open die volgens het oude stelstel gebouwd mogen worden. In 2025 zal bij vergunningverlening de eerste gevolgen van het stelsel merkbaar moeten worden. Gedurende het jaar zal de monitoring blijven plaatsvinden om zo tijdig in te schatten wat voor een gevolgen het nieuwe stelsel betekend voor de capaciteit.
Fiscale risico’s
Per 1 januari 2016 zijn overheidsbedrijven belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Hierdoor worden wij, voor die activiteiten waar wij optreden als ondernemer, vennootschapsbelastingplichtig. Dit heeft organisatorische, administratieve en financiële gevolgen. Maar dit kan ook gevolgen hebben voor gelieerde partijen als verenigingen/stichtingen en gemeenschappelijke regelingen. Wij hebben geïnventariseerd welke activiteiten belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting en de fiscale openingsbalans is opgesteld. De vennootschapsbelasting kan ook een last in de begroting met zich meebrengen, over de fiscale winst moeten we vennootschapsbelasting betalen. De prognose is dat wij verliezen kunnen verrekenen zodat er geen vennootschapsbelasting verschuldigd is.
Het boekenonderzoek naar de verbouwing van het Marianum door de Belastingdienst is afgerond. Deze door meer gemeenten toegepaste fiscale constructie zogenoemde “schoolmodel” wordt door de Belastingdienst bestreden. Ook in 2024 is het nog niet tot de inhoudelijke behandeling bij de rechtbank gekomen.
Verzekeringsrisico’s
Voor zowel materiële (gebouwen/kunstvoorwerpen e.d.) als immateriële zaken (aansprakelijkheid, fraudeverzekering en bestuurdersaansprakelijkheid e.d.) hebben we met verzekeringspolissen de risico’s afgedekt. Jaarlijks heroverwegen we de verzekeringspolissen. In regionaal verband besteden we de diverse verzekeringen aan.
Vastgoed
De financiële risico’s maken we door middel van een jaarlijkse update van het kwaliteitsniveau van de gebouwen en de financiële vertaling daarvan zowel op het niveau van groot onderhoud als op niveau van klachtenonderhoud inzichtelijk. De omvang van de bestemmingsreserve groot onderhoud gebouwen is op dit moment voldoende.
Een belangrijk financieel risico betreft de mogelijke waardedaling van het gemeentelijk vastgoed. Het gaat hierbij om vastgoed waarbij de gemeente voornemens is wijzigingen door te voeren zoals een bestemmingsplanwijziging, verkoop of sloop. Jaarlijks kijken we of er sprake is van een wijziging bij een van de gemeentelijke gebouwen. Als sprake is van een waardedaling corrigeren we dat bij de jaarrekening. Het financieel effect hiervan kan van redelijk grote omvang zijn en een fors negatief effect hebben op het rekeningresultaat en daarmee op de vrij besteedbare reserve.
Toereikende bestemmingsreserves voor onderhoudsvoorzieningen
Op basis van de beschikbare beheerprogramma’s zijn de bestemmingsreserves op niveau. Onvoorziene omstandigheden daargelaten zijn de financiële risico’s voldoende afgedekt.
Financiële kengetallen
Onderstaande kengetallen maken inzichtelijk(er) over hoeveel (financiële) ruimte onze gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te kunnen afdekken of opvangen. Ze geven zodoende inzicht in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid.
Kengetallen |
Jaarrek. 2023 |
Jaarrek. 2024
|
Begrot. 2024
|
Cat. A
|
Cat. B
|
Cat. C
|
Netto schuldquote
|
71% |
69% |
75%
|
<90% |
90-130% |
>130% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
|
59% |
57% |
62%
|
<90% |
90-130% |
>130% |
Solvabiliteitsratio
|
37% |
36% |
32%
|
>50% |
20-50% |
<20% |
Grondexploitatie (waarde van de grond t.o.v. geraamde baten)
|
3% |
3% |
1%
|
<20% |
20-35% |
>35% |
Structurele exploitatieruimte Begroting
|
6,73% |
5,63% |
1,90%
|
Begr. en MJR >0% |
Begr. of MJR >0% |
Begr. en MJR < 0% |
Gemeentelijke belastingcapaciteit
|
71% |
69% |
73%
|
<95% |
95-105% |
>105% |
Weerstandsvermogen
|
1214% |
1349% |
292%
|
>100% |
80-100% |
<80% |