In de paragraaf financiering lichten we de ontwikkelingen en beleidskeuzes voor 2021 toe. Onder andere komen de renteontwikkelingen, renterisiconorm, kasgeldlimiet en de financiering van de gemeente Oost Gelre aan bod.
Paragraaf 4: Financiering
Ontwikkeling rentepercentage 2021
Terug naar navigatie - Ontwikkeling rentepercentage 2021De financiering van onze activa vindt plaats met interne middelen (reserves en voorzieningen) en met extern aangetrokken geldleningen. De rentelasten van de financieringsmiddelen belasten we intern door aan de diverse producten door middel van de renteomslag. Voor het jaar 2021 hanteren we voor zowel de begroting, als de rekening een renteomslag-percentage van 1%. Gedurende het jaar 2021 hebben we drie geldleningen aangetrokken van in totaal € 10.500.000 en een gemiddeld rentepercentage van -0,10%.
Kasgeldlimiet (renterisico op korte schuld)
Terug naar navigatie - Kasgeldlimiet (renterisico op korte schuld)In de Wet Fido is een begrenzing opgenomen van de kortlopende middelen die gemeenten mogen opnemen; de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet voor 2021 is vastgesteld op 8,5% van het begrotingstotaal van € 74.111.869, ofwel € 6.299.509. Bij overschrijding moeten wij weer binnen de norm voor het kort geld (< 1 jaar) komen door het aantrekken van lang geld (> 1 jaar). Wij streven ernaar om - binnen de wettelijke grenzen van de kasgeldlimiet - optimaal gebruik te maken van deze financieringsbehoefte, tenzij we een rentestijging op de kapitaalmarkt (lang geld) voorzien. De voordelen hiervan zijn lagere rentekosten en maximale flexibiliteit in de leningenportefeuille.
Kasgeldlimiet |
Werkelijk 2021 |
Werkelijk 2020 |
|
|
|
Toegestane kasgeldlimiet |
8,5% |
8,5% |
|
|
|
Omvang vlottende schuld |
|
|
Schuld in rekening courant |
€ 2.353.072 |
€ 3.500.394 |
Overige geldleningen (geen vaste schuld) |
€ 11.951.487 |
€ 9.800.631 |
|
|
|
Vlottende middelen |
|
|
Contant in kas |
€ 900 |
€ 900 |
Tegoeden in rekening courant |
€ 71.783 |
€ 1.280.480 |
Overige uitstaande gelden korter dan 1 jaar |
€ 10.114.224 |
€ 11.541.066 |
Toets kasgeldlimiet |
Werkelijk 2021 |
Werkelijk 2020 |
Totaal netto-vlottende schuld |
€ 4.117.652 |
€ 478.579 |
Toegestane kasgeldlimiet |
€ 6.299.509 |
€ 6.276.112 |
Ruimte |
€ 2.181.857 |
€ 5.797.533 |
Tabel 2.5 Kasgeldlimiet
De netto vlottende schuld per kwartaal bedraagt voor 2021:
Netto vlottende schuld |
Werkelijk 2021 |
1e kwartaal |
€ -/-3.971.298 |
2e kwartaal |
€ -/-3.548.889 |
3e kwartaal |
€ -/-4.165.212 |
4e kwartaal |
€ 4.117.652 |
De wet FIDO schrijft voor dat de toezichthouder vooraf geïnformeerd moet worden als de kasgeldlimiet drie opeenvolgende kwartalen wordt overschreden. Dat is in 2021 niet het geval.
Renterisiconorm (renterisico op lange schuld)
Terug naar navigatie - Renterisiconorm (renterisico op lange schuld)Over de langlopende schuld mogen de jaarlijkse aflossingen en renteherzieningen niet meer bedragen dan 20% van het primitieve begrotingstotaal. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van deze renterisiconorm in 2021 weergegeven:
Renterisiconorm |
Begroot 2021 |
Werkelijk 2021 |
Werkelijk 2020 |
Renteherzieningen |
0 |
0 |
0 |
Aflossingen |
€ 8.086.854 | € 9.187.269 | € 7.886.438 |
Renterisico |
€ 8.086.854 | € 9.187.269 | € 7.886.438 |
|
|||
Vastgestelde renterisiconorm |
20% |
20% |
20% |
Renterisiconorm |
€ 14.822.374 | € 14.822.374 | € 14.767.322 |
|
|
|
|
Toets renterisiconorm |
Begroot 2021 |
Werkelijk 2021 |
Werkelijk 2020 |
Renterisico |
€ 8.086.854 | € 9.187.269 | € 7.886.438 |
Renterisiconorm |
€ 14.822.374 | € 14.822.374 | € 14.767.322 |
Ruimte |
€ 6.735.520 | € 5.635.105 | € 6.880.884 |
Uit de tabel blijkt dat de gemeente Oost Gelre in 2021 binnen de wettelijke normen (volgens de wet FIDO) is gebleven.
Kredietrisico
Terug naar navigatie - KredietrisicoKredietrisico’s ontstaan door het verstrekken van leningen en gemeentegaranties. Het treasurystatuut bepaalt dat uitgezette gelden en garanties alleen tot stand mogen komen als zij een publieke taak dienen. Het uitzetten van gelden wanneer overtollige middelen aanwezig zijn, is toegestaan als zij een prudent karakter hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door overmatig risico aan te gaan.
Het volgende overzicht geeft inzicht in de samenstelling van de verstrekte geldleningen en gemeentegaranties per ultimo 2021, onderverdeeld naar risicogroep:
Risicogroep |
(hypothecaire)zekerheid |
Restant schuld in € |
1. Woningcorporaties |
Ja |
35.784.770 |
2. Instellingen ouderenzorg |
Ja |
721.293 |
3. Nutsbedrijven |
0 | |
4. Sport en culturele instellingen |
280.010 | |
5. Ambtenaren |
Ja |
1.984.219 |
6. Stg Careaz |
|
1.672.708 |
7. Gebiedsonderneming Laarberg |
|
5.750.000 |
8. SvN |
|
3.100.000 |
9. Stadsverwarmingsnet |
|
441.667 |
10. Toekomstbestendig wonen |
|
2.000.000 |
In de tabel zijn geldleningen en garanties verstrekt voor het verrichten van de publieke taak. De onder 4 verstrekte gelden ondersteunen zeven instellingen met een sportief of sociaal-cultureel doel. De geldleningen aan ambtenaren zijn verstrekt op grond van de destijds bestaande hypotheekregelingen.
Leningenportefeuille
Terug naar navigatie - LeningenportefeuilleDe leningenportefeuille vermeldt de omvang, het verloop en de gemiddelde rente van de opgenomen geldleningen voor de financiering van gemeentelijke taken.
Leningenportefeuille (inclusief mutaties) |
Bedrag |
Gemiddelde rente |
Stand per 1 januari 2021 |
64.296.887 | 0,89% |
Reguliere aflossingen in 2021 |
9.187.269 | |
Aangetrokken geldleningen in 2021 |
10.500.000 | -0,10% |
Stand per 31 december 2021 |
65.609.616 | 0,89% |
In 2021 zijn drie leningen aangetrokken bij de BNG met een gemiddeld rentepercentage van -0,10%.
Schatkistbankieren
Terug naar navigatie - SchatkistbankierenSchatkistbankieren houdt in dat lagere overheden zoals gemeenten, provincies en waterschappen hun geld niet meer kunnen onderbrengen bij reguliere banken, maar verplicht zijn dit bij het Rijk dan wel medeoverheid te doen. Dit geldt vanaf 2013. Het tijdelijk uitzetten van geld bij derden is verleden tijd.
Alle overtollige middelen in de schatkist moeten we aanhouden. Er zijn vier uitzonderingen: nazorgfondsen zoals die zijn ingesteld op basis van de wet Milieubeheer, middelen op een geblokkeerde rekening bij de belastingdienst, bestaande beleggingen (peildatum 4 juni 2012) en een drempelbedrag. Het drempelbedrag is een minimumbedrag (dat gemiddeld buiten de schatkist mag worden gehouden. Het drempelbedrag voor kwartaal 1 en kwartaal 2 2021 voor onze omvang is 0,75% (dit percentage wordt gehanteerd bij een begrotingstotaal lager dan € 500 miljoen) van het begrotingstotaal (€ 74.111.869), € 555.839. Voor het derde en vierde kwartaal geldt een drempelbedrag van 2% (dit percentage wordt gehanteerd bij een begrotingstotaal lager dan € 500 miljoen) van het begrotingstotaal (€ 74.111.869), € 1.482.237. Dagelijks wordt het overschot van onze liquide middelen gestort naar het Rijk middels een rekening-courantrekening. Het bedrag aan liquide middelen per kwartaal was in 2021:
Berekening benutting drempelbedrag schatkistbankieren (bedragen x € 1000) | |||||
2021 | |||||
(1) | Drempelbedrag | 555,8390175 | 555,8390175 | 1482,23738 | 1482,23738 |
Kwartaal 1 | Kwartaal 2 | Kwartaal 3 | Kwartaal 4 | ||
(2) | Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen | 147 | 292 | 5.433 | 6.115 |
(3a) = (1) > (2) | Ruimte onder het drempelbedrag | 409 | 264 | - | - |
(3b) = (2) > (1) | Overschrijding van het drempelbedrag | - | - | 3.951 | 4.633 |
(1) Berekening drempelbedrag | |||||
(4a) | Begrotingstotaal verslagjaar | 74.112 | 74.112 | 74.112 | 74.112 |
(4b) | Het deel van het begrotingstotaal dat kleiner of gelijk is aan € 500 miljoen | 74.112 | 74.112 | 74.112 | 74.112 |
(4c) | Het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat | - | - | - | - |
(1) = (4b)*0,0075 + (4c)*0,002 met een minimum van €250.000 | Drempelbedrag kwartaal 1 en 2 | 555,8390175 | 555,8390175 | ||
(1) = (4b)*0,02 + (4c)*0,002 met een minimum van €1.000.000 als het begrotingstotaal kleiner of gelijk is aan 500 mln. En als begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is is het drempelbedrag gelijk aan € 10 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat. | Drempelbedrag kwartaal 3 en 4 | 1482,23738 | 1482,23738 | ||
(2) Berekening kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen | |||||
Kwartaal 1 | Kwartaal 2 | Kwartaal 3 | Kwartaal 4 | ||
(5a) | Som van de per dag buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen (negatieve bedragen tellen als nihil) | 13.206 | 26.584 | 499.838 | 562.558 |
(5b) | Dagen in het kwartaal | 90 | 91 | 92 | 92 |
(2) - (5a) / (5b) | Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen | 147 | 292 | 5.433 | 6.115 |
Rentelasten 2021
Terug naar navigatie - Rentelasten 2021In de jaarrekening 2021 gaan we voor zowel de rente over de eigen financieringsmiddelen als over nog aan te trekken externe financieringsmiddelen uit van een rentepercentage van 0,75%.
Het financieringsresultaat hebben wij verantwoord als negatieve last via het taakveld treasury.
Externe rentelasten* | 302.410 |
Rente over eigen vermogen | 326.020 |
De aan de producten toe te rekenen rente | 628.430 |
De werkelijk toegerekende rente (investeringen) | 898.277 |
Financieringsresultaat** | -/- 269.847 |
* Externe rentelast betreft de rente over aangetrokken geldleningen.
** Financieringsresultaat vloeit voort uit de extreem lage rentestand waar tegenover staat dat aan bepaalde investeringen een vast rentepercentage wordt toegerekend welke hoger is dan de marktrente.
De toegerekende rente hebben we voor de begroting 2021 vastgesteld op 0,75%. Als we het financieringsresultaat afzetten tegen de boekwaarde per 1 januari 2021 komen we uit op een afwijking van -0,23%; dit is binnen de toegestane marge van 0,5%.