De Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) stelt regels aan de financieringsfunctie van gemeenten en biedt een kader voor de beheersing van de risico’s die uit deze functie voortvloeien. Op lokaal niveau is deze regelgeving vertaald in een treasurystatuut. De doelstellingen van de treasuryfunctie zijn:
• Het continu zorgen voor voldoende liquiditeit;
• Het minimaliseren van de rentekosten binnen het vastgestelde risicoprofiel;
• Het maximaliseren van de renteopbrengsten binnen het vastgestelde risicoprofiel.
Onder risico’s verstaan we renterisico’s (vaste schuld en vlottende schuld), kredietrisico’s, liquiditeits-risico’s, en koersrisico’s. Bij ons zijn alleen eerstgenoemde twee risico’s van toepassing.
Paragraaf 4: Financiering
Ontwikkeling rentepercentage 2026
Terug naar navigatie - Paragraaf 4: Financiering - Ontwikkeling rentepercentage 2026De financiering van onze activa vindt plaats met interne middelen (reserves en voorzieningen) en met extern aangetrokken geldleningen. De rentelasten van de financieringsmiddelen belasten we intern door aan de diverse producten door middel van de renteomslag. Voor de begroting 2026 houden we 2% rente aan, waarbij we rekening houden met een voordelig financieringsresultaat van € 1.080.000. De komende verwachte financieringsresultaten zijn verwerkt in het meerjarenperspectief. Voor de grondexploitaties werken we met een rente van 1%.
Kasgeldlimiet (renterisico op korte schuld)
Terug naar navigatie - Paragraaf 4: Financiering - Kasgeldlimiet (renterisico op korte schuld)In de Wet Fido is een begrenzing opgenomen van de kortlopende middelen die gemeenten mogen opnemen; de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet voor 2026 is vastgesteld op 8,5% van het begrotingstotaal van € 101.971.000, ofwel € 8.668.000. Bij overschrijding moeten wij weer binnen de norm voor het kort geld (< 1 jaar) komen door het aantrekken van lang geld (> 1 jaar). Wij streven ernaar om - binnen de wettelijke grenzen van de kasgeldlimiet - optimaal gebruik te maken van deze financieringsbehoefte, tenzij we een rentestijging op de kapitaalmarkt (lang geld) voorzien. De voordelen hiervan zijn lagere rentekosten en maximale flexibiliteit in de leningenportefeuille.
Renterisiconorm (renterisico op lange schuld)
Terug naar navigatie - Paragraaf 4: Financiering - Renterisiconorm (renterisico op lange schuld)De renterisiconorm begrenst de rentegevoeligheid van de vaste schuldpositie van de gemeente. Het renterisico wordt bepaald door de som van het bedrag aan herfinanciering en het bedrag aan renteherzieningen op de vaste schuld. Het percentage voor de risiconorm is volgens een ministeriële regeling vastgesteld op 20%. Maximaal 20% van het begrotingstotaal mag dus worden vernieuwd (herfinanciering en/of renteherziening). Doel is dat we onze vaste leningenportefeuille zodanig spreiden dat de renterisico’s gelijkmatig over de jaren zijn gespreid.
Renterisiconorm |
Begroot 2026 |
Begroot 2027 |
Begroot 2028 |
Renteherzieningen |
0 |
0 |
0 |
Aflossingen |
€ 12.650.000 | € 11.800.000 | € 11.000.000 |
Renterisico |
€ 12.650.000 | € 11.800.000 | € 11.000.000 |
|
|||
Vastgestelde renterisiconorm |
20% |
20% |
20% |
Renterisiconorm |
€ 20.394.000 | € 20.394.000 | € 20.394.000 |
|
|
|
|
Toets renterisiconorm |
Begroot 2026 |
Begroot 2027 |
Begroot 2028 |
Renterisico |
€ 12.650.000 | € 11.800.000 | € 11.000.000 |
Renterisiconorm |
€ 20.394.000 | € 20.394.000 | € 20.394.000 |
Ruimte |
€ 7.744.000 | € 8.594.000 | € 9.394.000 |
Kredietrisico
Terug naar navigatie - Paragraaf 4: Financiering - KredietrisicoKredietrisico’s ontstaan door het verstrekken van leningen en gemeentegaranties. Het treasurystatuut bepaalt dat uitgezette gelden en garanties alleen tot stand mogen komen als zij een publieke taak dienen. Het uitzetten van gelden wanneer overtollige middelen aanwezig zijn, is toegestaan als zij een prudent karakter hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door overmatig risico aan te gaan.
Het volgende overzicht geeft inzicht in de samenstelling van de verstrekte geldleningen en gemeentegaranties per ultimo 2024, onderverdeeld naar risicogroep:
Risicogroep |
(hypothecaire)zekerheid |
Restant schuld (x € 1.000) |
1. Woningcorporaties |
Ja |
19.308 |
2. Instellingen ouderenzorg |
|
0 |
3. Nutsbedrijven |
1.748 | |
4. Sport en culturele instellingen |
858 | |
5. Ambtenaren |
Ja |
1.352 |
6. Stg Careaz |
|
1.406 |
7. Gebiedsonderneming Laarberg |
|
4.750 |
8. SvN |
|
3.350 |
9. Stadsverwarmingsnet |
|
342 |
10. Toekomstbestendig wonen |
|
2.000 |
In de tabel zijn geldleningen en garanties verstrekt voor het verrichten van de publieke taak. De onder 4 verstrekte gelden ondersteunen zes instellingen met een sportief of sociaal-cultureel doel. De geldleningen aan ambtenaren zijn verstrekt op grond van de destijds bestaande hypotheekregelingen.
Leningenportefeuille
Terug naar navigatie - Paragraaf 4: Financiering - LeningenportefeuilleDe leningenportefeuille vermeldt de omvang, het verloop en de gemiddelde rente van de opgenomen geldleningen voor de financiering van gemeentelijke taken.
Leningenportefeuille (inclusief mutaties) |
Bedrag |
Gemiddelde rente |
Stand per 1 januari 2026 |
71.250.000 | 1,02% |
Reguliere aflossingen in 2026 |
12.650.000 | |
Stand per 31 december 2026 |
58.600.000 | 1,05% |
Schatkistbankieren
Terug naar navigatie - Paragraaf 4: Financiering - SchatkistbankierenSchatkistbankieren houdt in dat lagere overheden zoals gemeenten, provincies en waterschappen hun geld niet meer kunnen onderbrengen bij reguliere banken, maar verplicht zijn dit bij het Rijk dan wel medeoverheid te doen. Dit geldt vanaf 2013. Het tijdelijk uitzetten van geld bij derden is verleden tijd.
Alle overtollige middelen in de schatkist moeten we aanhouden. Er zijn vier uitzonderingen: nazorgfondsen zoals die zijn ingesteld op basis van de wet Milieubeheer, middelen op een geblokkeerde rekening bij de belastingdienst, bestaande beleggingen (peildatum 4 juni 2012) en een drempelbedrag. Het drempelbedrag is een minimumbedrag (dat gemiddeld buiten de schatkist mag worden gehouden. Het drempelbedrag voor onze omvang is 0,75% (dit percentage wordt gehanteerd bij een begrotingstotaal lager dan € 500 miljoen) van het begrotingstotaal (€ 101.971.000), € 765.000.
Rentelasten 2026
Terug naar navigatie - Paragraaf 4: Financiering - Rentelasten 2026In deze Programmabegroting voor 2026 gaan we voor zowel de rente over de eigen financieringsmiddelen als over de eventueel nog aan te trekken externe financieringsmiddelen uit van een rentepercentage van 2%. De ontwikkeling van de rente is moeilijk te voorspellen.
Het financieringsresultaat hebben wij verantwoord als negatieve last bij het taakveld treasury.
a) De externe rentelasten over de korte en lange financiering | 1.117 | |
b) De externe rentebaten (idem) | 110 | |
Saldo rentelasten en rentebaten | 1.007 | |
c1) De rente die aan de facilitaire grondexploitaties (kostenverhaal) moet worden doorberekend | 0 | |
c2) De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | |
c3) De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (= projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | |
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | 1.007 | |
d1) Rente over eigen vermogen | 897 | |
d2) Rente over voorzieningen | 0 | |
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 1.904 | |
e) De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | 2.984 | |
Renteresultaat op het taakveld Treasury | -1.080 |
* Externe rentelast betreft de rente over aangetrokken geldleningen.
** Financieringsresultaat vloeit voort uit de extreem lage rentestand waar tegenover staat dat aan bepaalde investeringen een vast rentepercentage wordt toegerekend welke hoger is dan de marktrente.